|
Lezing Lody Pieters lid
RVA-stichting Herdenking Slachtoffers Japanse Zeetransporten en
nabestaande krijgsgevangene Hellships
Het was omstreeks 2012 dat Kees Maaswinkel mij vroeg om een concept van
zijn nieuwe film te bekijken. Een film over het transport van
krijgsgevangenen naar Birma en Thailand. Ik was toen voorzitter van de
stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan Baroe Spoorweg, de
Dodenspoorwegen van de oorlog in de Pacific.
Ik weet nog dat ik de film bekeek samen
met Felix Bakker, overlevende van de Birma-Siam Spoorweg. Als 17-jarige
dienstplichtig marinier was hij krijgsgevangen gemaakt bij de Japanse
inval op Java in maart 1942. Hij had me wel eens verteld over de
overtocht van Batavia naar Singapore op weg naar Thailand. Dat was op
het schip de Harugiku Maru, dat op deze vaart circa 1000
krijgsgevangenen vervoerde, waaronder veel Nederlanders. Die drie dagen
en nachten op zee waren ellendig, begreep ik van hem. Maar wat ik vooral
onthouden heb, was zijn anekdote over een nachtelijk concert door een
mede-krijgsgevangene. Die had zijn accordeon mee aan boord mogen nemen
van de Japanners. Hij speelde volgens Felix de sterren van de hemel,
zodat de mannen de oorlog even konden vergeten.
Mijn vader was toen al in Thailand, waar hij ook aan de Birma-Siam
Spoorweg moest werken. Hij maakte de overtocht naar Singapore
waarschijnlijk met de Kunitama Maru, een troepentransportschip, waarmee
bijna 4500 krijgsgevangenen werden vervoerd. Ook toen zaten de ruimen
propvol, was er onvoldoende voedsel en drinkwater voor zoveel man. Mijn
vader was toen 23 jaar.
Toen de spoorweg in oktober 1943 klaar
was, werd de groep van mijn vader naar Japan getransporteerd om daar in
de kolenmijnen te werken. Die overtocht werd gemaakt met de Hakushika
Maru, waarop ruim 600 krijgsgevangenen zaten. De reis naar Japan duurde
ruim een maand.
Over die twee zeetransporten vertelde
mijn vader ons nooit iets. Pas veel later las ik in het dagboek van zijn
groepscommandant een uitvoerig verslag van de zeereis naar Japan. Tot
mijn verbazing las ik dat bij een tussenstop in Formosa de
krijgsgevangenen van de Japanse bewakers mochten zwemmen in de haven!
Deze twee voorbeelden - het nachtelijke
concert en de zwempartij - zouden de suggestie kunnen wekken dat het wel
meeviel met die zeetransporten. Niets is minder waar, bleek mij na het
zien van de films over de Hellships van Kees Maaswinkel. De Japanse
schepen die voor het vervoer van krijgsgevangenen werden gebruikt,
werden niet voor niets “hellships” of “helleschepen” genoemd.
Veel van die ruim 200 schepen waren oud, slecht onderhouden en volstrekt
ongeschikt voor personenvervoer. Zonder slaapplaatsen, keuken en
sanitaire voorzieningen voor zoveel mensen.
Bovendien werden de officiële regels
voor personenvervoer ruimschoots overschreden. Per man moest eigenlijk
ongeveer 9 m³ ruimte beschikbaar zijn. Dat werd al snel aangepast naar 3
m³ per man. En door tussen de dekken houten tussenvloeren te bouwen
konden nóg meer mensen vervoerd worden. Al moesten die de reis wel
liggend of knielend afleggen! De mannen hadden geen idee waar ze naartoe
gingen, laat staan hoe lang de reis duurde. Overdag kon het extreem warm
zijn en ’s nachts bitterkoud. Overal hing de stank van de vele
dysenterie-patiënten aan boord.
Op deze mensonterende wijze werden van begin 1942 tot half augustus 1945
in Azië meer dan 255 vaarten uitgevoerd. Om hoeveel opvarenden het
precies ging, is onbekend omdat veel transport- en namenlijsten verloren
zijn gegaan. Bij benadering gaat het om 140 duizend geallieerde
krijgsgevangenen en burgers, waarvan 35 tot 40 duizend Nederlanders die
op een of – zoals mijn vader - meer hellships hebben gezeten.
Wat was de ratio achter deze gigantische en complexe logistieke
operatie?
Dat had alles te maken met de enorme aantallen Britten, Amerikanen,
Australiërs en Nederlanders die krijgsgevangen waren gemaakt aan het
begin van de oorlog in de Pacific in december 1941. Ze zaten vooral in
Singapore en op Java. Zoveel vijandelijke troepen in een vrij beperkt
gebied, dat was een potentieel gevaar voor Japan. Daarom moesten ze zo
snel mogelijk worden verspreid én aan het werk gezet. In Birma en
Thailand werd een spoorlijn aangelegd van 415 kilometer. Op Sumatra
vanaf Pakan Baroe een spoorlijn van 220 kilometer. Op de Molukken en
Flores moesten vliegvelden worden aangelegd. En in Japan moest de
oorlogsindustrie draaiend worden gehouden. Het vervoer naar die plaatsen
ging met de beruchte hellships.
Overigens werden niet alleen krijgsgevangenen op transport gezet. Ook
Aziatische dwangarbeiders uit de Indische archipel. Over die zogenoemde
romusha’s is weinig bekend. Ze werden door de Japanners niet
geregistreerd. Naar schatting moeten het meer dan 300 duizend zijn
geweest. Tienduizenden van hen hebben de zeetransporten niet overleefd.
Wist u overigens dat er ook burgers - mannen, vrouwen en zelfs kinderen
- op enkele hellships zaten? Bijvoorbeeld gezinnen van technici,
werkzaam bij laboratoria in Bandung. Omwille van hun technische kennis
werden ze door de Japanse bezetter met hun gezinnen naar Japan
overgebracht.
Een ander voorbeeld. Op het
passagiersschip Rio de Janeiro Maru dat in maart 1943 van Ambon naar
Celebes vertrok, zaten 450 burgers: Nederlandse mannen, vrouwen en
kinderen. De mannen en oudere jongens werden in Makassar onder¬gebracht
in een krijgsgevangenkamp. De vrouwen en kinderen gingen direct na
aankomst naar een vrouwenkamp.
Meer dan 40 Nederlandse artsen en verpleegkundigen werden met het
Nederlandse hospitaalschip de Op ten Noort, in beslag genomen door de
Japanners, eind november 1942 uit Makassar naar een interneringskamp in
Japan gebracht.
En laten we niet vergeten de geestelijken zoals dominee Hamel, dominee
Mak en pater Vergeest. Zij gingen vaak vrijwillig met de
krijgsgevangenen op transport om hen in hun ellende bij te staan.
De overvolle ruimen, het gebrek aan
voedsel, water en kleding, de vaak lange reisduur en de beroerde
hygiënische omstandigheden tijdens de zeetransporten eisten hun tol.
Velen werden het slachtoffer van ziektes als beri-beri, dysenterie,
malaria en dengue-koorts. Tussen de 22 en 27 duizend geallieerde
opvarenden stierven tijdens zo’n zeetransport. Onder hen waren circa
2375 Nederlanders.
Jan Litjens, bestuurslid van het NIM, heeft deze Nederlandse
slachtoffers recentelijk in kaart gebracht. Met de focus op
sterfgevallen tijdens een transport. Dus niet later na aankomst ten
gevolge van de ontberingen op zee. De lijst van doodsoorzaken is lang;
veel slachtoffers overleden aan een combinatie van ziekten,
ondervoeding, uitputting enzovoorts. Maar een voor mij onthutsende
uitkomst is dat het hierbij ging om ‘slechts’ 146 Nederlandse
slachtoffers. De meeste Nederlandse slachtoffers – namelijk 2215 –
kwamen om door geallieerde bombardementen en torpederingen. Of beter
gezegd: bij een geallieerd bombardement of torpedering. Ik zal u
uitleggen waarom ik deze nuance maak.
In november 1943 vertrok het vrachtschip de Suez Maru, begeleid door een
Japanse mijnenveger, uit Ambon naar Soerabaja. Aan boord waren – naast
zo’n 200 zieke of gewonde Japanners - 413 Britse en 133 Nederlandse
krijgsgevangenen. Allen ziek en uitgeput na de dwangarbeid op Ambon en
de Molukken. In de buurt van Bali werd de Suez Maru getroffen door
torpedo’s van de Amerikaanse onderzeeboot Bonefish. Zo’n 280 man
sprongen van het zinkende schip in zee. De overige opvarenden
verdronken. De commandant van de mijnenveger gaf opdracht om alle mannen
in het water dood te schieten. Niemand van de drenkelingen overleefde
deze slachting. Zij waren dus niet omgekomen door de torpedering.
Bij dit voorbeeld rijst de vraag: waarom torpedeerden de Amerikanen een
gewondentransport? Voerde het schip niet een rood kruis? Een
verplichting die voortkwam uit de Conventie van Geneve. Maar hoewel die
indertijd ook door Japan was geratificeerd, werden deze hellships door
de Japanners niet voorzien van een rood kruis. De geallieerden zagen ze
dan ook als vijandelijk doelwit.
Maar wisten die dan niet dat er krijgsgevangenen werden vervoerd, vaak
eigen troepen?
Het bizarre is dat reeds in 1943 de geallieerde inlichtingendiensten de
Japanse codes hadden weten te kraken. Al het berichtenverkeer van de
Japanse krijgsmacht was daarmee door de geallieerden te lezen. Dus ook
op welke schepen waar en wanneer krijgsgevangenen en andere
dwangarbeiders zaten. Om te voorkomen dat de Japanners erachter zouden
komen dat hun berichten konden worden gelezen, werd het verlies van
geallieerde opvarenden bij een bombardement of torpedering van hellships
maar voor lief genomen. Consequentie: vanaf dat moment lieten meer dan
10 duizend krijgsgevangenen het leven bij geallieerde acties.
Het leidde ook tot één van de grootste scheepsrampen in de maritieme
geschiedenis en het grootste verlies van mensenlevens door ’friendly
fire’ ooit: de torpedering op 18 september 1944 van de Junyo Maru door
de Britse onderzeeboot Tradewind. Het schip was met 4200 romusha’s en
ruim 2300 voornamelijk Britse en Nederlandse mannen onderweg van Batavia
naar Sumatra. De Junyo Maru zonk binnen 20 minuten. Van de 6500 man aan
boord overleefden slechts 675 de ramp. Zij werden alsnog te werk gesteld
aan de beruchte Pakan Baroe spoorweg.
In de expositie die u straks gaat bekijken vindt u veel van de genoemde
cijfers en namen terug. Waarom na 80 jaar nog een expo over Japanse
hellships, zult u misschien denken? De zeetransporten vormden immers
maar een schakel in de hele keten van ellende van de Tweede
Wereldoorlog?
Ja, maar wij vinden het een onderbelichte schakel. De gruwelen die de
mannen op die schepen hebben moeten doormaken en die aan meer dan 22.000
geallieerden en 10 duizenden naamloze romusha’s het leven hebben gekost,
mogen niet vergeten worden.
Onze voorzitter Heiko Roelfsema – helaas vandaag afwezig – vroeg mij
zijn dank over te brengen aan de stichting Nationaal Indië-monument voor
de gastvrijheid om deze expositie onderdak te verlenen. Ook dank aan
alle anderen die deze expo mogelijk hebben gemaakt.
De tentoonstelling is gemaakt in opdracht van de Stichting Herdenking
Slachtoffers Japanse Zeetransporten in nauwe samenwerking met het
Indisch Herinneringscentrum.
Ten slotte: onze Stichting houdt op zondag 10 september haar jaarlijkse
herdenking op het Landgoed Bronbeek. Wij herdenken dan alle slachtoffers
van de Japanse Hellships, in het bijzonder de ruim 2375 Nederlandse
dodelijke slachtoffers. U bent van harte welkom.
|
|