![]() |
||
![]() |
||
Declamatie geschreven en voorgedragen door Hans van Bergen, schrijver/dichter, ter gelegenheid van de 21e Herdenking op 6 september 2008
Elegie voor de achterblijvers
Achter elke oorlog staat een leger van achterblijvers ver achter elke frontlinie strijdt in stilte, maar niet minder verbeten het zwijgende leger van de wachtenden. Onder meer dan zesduizend onthechte namen Op deze grond geslagen in huilend staal gaan onzichtbaar in veelvoud verborgen de namen van vaders en moeders, van vrouwen en kinderen van geliefden en dierbaren die zelf nooit een kampong zagen, noch de koperen ploert voelden branden in hun naakte huid, die nooit kapot gelopen voeten drenkten in zompige sawa’s, maar evengoed voorgoed hun ziel zagen sneuvelen op Indonesische of Nieuw-Guineaanse grond.
Achter elke oorlog staat een leger van achterblijvers…
En toen op die vervloekte dag die altijd toch sneller kwam dan je hoopte zag je hem weggaan en verdwijnen achter een vloed van lieve woorden en de mist van onzekere beloftes. Jullie leven ingepakt en teruggebracht binnen de afgemeten maten van de plunjezak over zijn trillende schouders die toch altijd nog maar half zoveel woog als de stenen in jouw verkrampte maag
En hoe hard je jezelf ook dwong te geloven in de noodroep van verre kusten, in het appèl van een vrede in stervensnood, je jezelf het vel van je knokkels beet om in rechtvaardigheid te blijven geloven, in de pijnlijke leegte van die eerste nacht namen jouw jonge dromen voor het eerst de kleur aan van grauwe as.
Achter elke oorlog staat een leger van achterblijvers…
Wapens droeg je niet, maar vanaf die ochtend stonden alle wapens in je hoofd op scherp. Klaar om af te gaan bij elk bericht uit dat land dat jij niet kende maar waarin jouw ziel ongewild werd geplant. De wapens in je hoofd, klaar om af te gaan bij elke herinnering, de wapens in je hoofd, klaar om af te gaan elke dag weer bij elke brief die niet kwam, de wapens in je hoofd, klaar om af te gaan bij elke doodsteek van de rinkelende deurbel, de wapens in je hoofd, klaar om af te gaan bij elke losgeslagen gedachte, klaar om af te gaan bij elk ingehouden woord, de wapens in je hoofd op scherp, klaar om je elke dag weer neer te slaan.
Wapens droeg je niet maar iedere dag weer voerde je duizend oorlogen en bestormde duizend fronten in je hoofd. Wapens droeg je niet, maar als een guerrilla dwaalde je door de jungle van doorwaakte nachten en een lege toekomst en prevelde de onbekende namen die je las in kranten als jouw stille mantra’s van hoop en om dichterbij te zijn: Lombok, Salatiga, Lingadjatti, Batoe Radja, Tandjoeng Enim, Palembang, Soerabaja. Bandoen, Timoer... Lombok, Salatiga, Lingadjatti, Batoe Radja, Tandjoeng Enim, Palembang, Soerabaja. Bandoen, Timoer... In eindeloze herhaling tot je uitgeput wegzonk in rusteloze dromen tussen leven en dood, tussen sterk en zwak tussen doorgaan en opgeven. tussen doorgaan en van binnen sterven
Achter elke oorlog staat een leger van achterblijvers…
De foto’s die je zag in kranten had je al duizend maal eerder gemaakt in de donkere kamer van je hoofd het déjà vu van de verschrikking, het déjà vu van de slopende angst, het déjà vu van een toekomst, die je liever niet wilde zien.
Hoe vaak liep je vast in het labyrint van de slopende fantasieën in je hoofd, hoe vaak stond het doodsverwrongen gezicht van je geliefde, je zoon, je vriend helder getekend in je afgematte geest en zag je hem in de dwaalgangen van je gedachten sterven, duizend, tienduizend maal en elk uur weer opnieuw. Hoe vaak liep je vast in het labyrint van de slopende fantasieën in je hoofd, maar vond toch weer steeds de uitgang geleid door de liefde en de hoop.
Na elke oorlog blijft achter het leger van blijvers het zwijgende leger van de wachtenden. Achter elke letter van de meer dan zesduizend onthechte namen die op deze grond in huilend staal geslagen zijn, gaan onzichtbaar in veelvoud verborgen de namen van vaders en moeders, van vrouwen en kinderen van geliefden en dierbaren die zelf nooit een kampong zagen, noch de koperen ploert voelden branden in hun naakte huid, die nooit kapot gelopen voeten drenkten in zompige sawa’s, en toch hun ziel zagen sneuvelen op Indonesische of Nieuw-Guineaanse grond.
Het leger van de blijvers dat lang nadat het laatste geweersalvo heeft geklonken nog altijd doorvecht voor de hoop, de vrede en de eeuwige hereniging met wie achterbleef.
© Hans van Bergen, 7 september 2009 Stadsdichter Roermond |
||
![]() |