![]() |
||
![]() |
||
Toespraak van de heer Henk van Hoof, staatssecretaris van Defensie, ter gelegenheid van de 13e Herdenking op 7 september 2000 Dames en Heren,
Dames en Heren, Dames en heren, De ontvangst die velen bij hun terugkeer dan ook kregen was op zijn zachtst gezegd kil en vol van onbegrip. Deze ontwikkeling, leidde er toe dat de tienduizenden terugkerende militairen niet alleen weinig aandacht, maar ook weinig waardering kregen. En daarbij speelt nog een tweede fenomeen. In de publiciteit -zowel door journalisten als door historici- werden de militaire operaties niet zozeer als een terechte strijd beschouwd, maar vooral als een laatste en weinig verheffend hoofdstuk uit het Nederlandse dekolonisatie proces. Voeg daarbij de maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren vijftig en zestig -met als kernwoorden wederopbouw, ontzuiling en een andere kijk op autoriteiten- en het mogen duidelijk zijn dat de veteraan in het verdomhoekje verdween. In plaats van erkenning was miskenning zijn deel. Dat ligt in de beleving van de individuele militair natuurlijk allemaal anders. De hier aanwezige veteranen weten dat als geen ander. Zij gingen, merendeels als vaderlandslievende militairen overzee om hun taken uit te voeren. Simpelweg omdat het moest. Op hoog bevel. Op hoog gezag. Zij legden verantwoording af aan dat gezag, aan henzelf en aan hun geweten. Zij hadden geen gemengde gevoelens. Maar, hoe anders is het verantwoording af te moeten leggen aan de media, aan historici, aan andere generaties. Aan anderen die ieder met een andere bril, met een andere blik en vanuit een andere positie, vanuit een andere tijd over het conflict en de inzet van onze militairen oordelen. Zo'n oordeel is per definitie te afstandelijk. Ik sluit me dan ook graag aan bij de woorden die onze minister-president Kok onlangs, in aanwezigheid van Prins Bernhard uitsprak, bij de opening van het Veteraneninstituut in Doorn. Hij onderstreepte dat veteranen niet altijd de erkenning en waardering krijgen die zij verdienen. Volgens hem zou dat weleens gelegen kunnen zijn in het feit dat politieke en maatschappelijke discussies achteraf over missies en operaties die eerder hebben plaatsgevonden - met alle publiciteit daarover -, in de gevoelsbeleving veelal óók terugslaan op mensen die daaraan juist met volle inzet en met de beste bedoelingen hebben deelgenomen. Dat is bitter. Dat er ook nu nog discussie is over de militaire operaties in de toenmalige rijksdelen mag niet af doen aan het respect, en waardering voor de persoonlijke inzet van de vele dienstplichtigen en beroepsmilitairen aldaar. Het doet evenmin iets af aan het feit dat zij in opdracht van de Nederlandse regering en met goedkeuring van een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging zijn gegaan om onder vaak zeer moeilijke omstandigheden hun plicht te doen. Daar mag geen enkel misverstand over bestaan. Dames en heren, De totstandkoming van het Veteraneninstituut is een voorbeeld van het feit dat we op de goede weg zijn. In dat veteranenbeleid wordt niet alleen het belang van de veteranen uit de periode van uw generatie zo goed mogelijk behartigd, maar ook het belang van de zogenaamde 'jonge veteraan'. Militairen die zijn ingezet in landen als Libanon, Cambodja, Haïti, Bosnië en, meest recent, in Kosovo. Sinds 1979 gaat het al om ongeveer 40.000 ex-militairen. Dit aantal groeit nog steeds, als gevolg van het Nederlandse beleid actief bij te dragen aan de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit. Ster-ker nog het inzetten van militairen voor vredesoperaties is hoofdmoot van het defensiebeleid, is een kerntaak van de hedendaagse krijgsmacht en is onlosmakelijk verbonden bij het zijn van militair anno 2000. Daar moeten zij op zijn ingesteld; daar moet Defensie op zijn ingesteld en ook de samenleving dient zich hiervan bewust te zijn. Door al die verschillende operaties waarin Nederlandse militairen zijn ingezet en door het feit dat die inzet over tientallen jaren is verspreid, is het logisch dat het begrip 'veteraan' steeds breder is geworden. Elke groep veteranen heeft een eigen karakter en gevoel, gestoeld op de eigen ervaringen. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat er zoveel verschillende veteranen organisaties en reünisten-verenigingen bestaan. Men voelt zich het meest verbonden met de eigen groep. De eigen groep met de eigen collega´s, waarmee het best ervaringen van wat men heeft meegemaakt, kunnen worden gedeeld. Maar, ondanks bestaande verschillen zijn er natuurlijk ook overeenkomsten tussen de diverse groepen veteranen. Iedere veteraan was namelijk een militair, die het Koninkrijk heeft gediend onder moeilijke omstandigheden. Allemaal hebben zij gemeenschappelijke belangen, in maatschappelijk en politiek opzicht. Het is goed, juist ook vandaag, eens te wijzen op die overeenkomsten in verscheidenheid en het wezenlijk belang van gezamenlijkheid. Naast terugkijken, herinneren en eren moeten we, zeker nu er sinds de jaren tachtig een flinke inhaalslag is gemaakt, vooruit kijken. Ik ben dan ook van mening dat we -over de vanzelfsprekende verschillen van alle betrokken organisaties en instanties heen- ons blijvend moeten richten op datgene wat de veteranen gemeen hebben. Hoe verschillend ook, veteranen hebben immers ingrijpende, soms zelfs traumatische ervaringen opgedaan. Zij hebben allen behoefte aan erkenning, respect en zorg. Dat is een politieke en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Want hoe je het ook wendt of keert, en hoe je achteraf met alle kennis van vandaag ook naar de militaire inzet kijkt, de veteraan heeft zich naar beste kunnen ingezet. Alleen al daarvoor verdient de veteraan respect. Als de beslissing tot inzet achteraf anders wordt gekwalificeerd dan kun je en mag je dat militairen niet aanrekenen. Het waren tenslotte ooit politiek en maatschappij die hun inzet verlangden. In Indië evenzeer als in Libanon, Cambodja of Bosnië. Om aan de verschillende belangen van veteranen zo goed mogelijk tegemoet te komen moet er sprake zijn van een samenhangend veteranenbeleid. Mede daarom is in mei het Veteraneninstituut geopend. Dit instituut staat voor een goed toegankelijke en kwalitatief hoogstaande zorg- en dienstverlening en voor een brede maatschappelijke erkenning voor de inzet van álle Nederlandse veteranen. Daarnaast is het uitdrukkelijk ook een plaats waar veteranen, elkaar kunnen ontmoeten. Als zodanig vervult het ook een belangrijke sociale functie. Vandaar dat Defensie de oprichting van het Veteraneninstituut van harte heeft ondersteund. Dames en Heren, Dank u. |
||
![]() |