|
Toespraak van de heer Martin van Rijn,
staatssecretaris van
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ter gelegenheid
van de 30e Herdenking op
2
september 2017
Excellenties, veteranen, nabestaanden van omgekomen en overleden
militairen, dames en heren,
Het is juni 1949.
De 23-jarige dienstplichtige soldaat Ad van der Gouw ligt in het Juliana
hospitaal in Semerang, midden Java. Niet omdat hij tijdens een militaire
actie lichamelijk gewond is geraakt, maar omdat hij angsten heeft en
geen wapen meer wil aanraken. Hij is een gevaar voor zichzelf en voor
zijn kameraden. Hij wil terug naar huis, naar Nederland. De
gruwelijkheden die hij heeft gezien vreten aan hem.
Dat begint al als hij zich twee jaar eerder meldt voor het eerste appèl.
Een moeder en haar twee kinderen worden voor zijn ogen uit de nabij
gelegen rivier gehaald.
Ze zijn vermoord en zichtbaar mishandeld.
Ad wendt zijn hoofd af, maar het beeld blijft hem zijn hele leven
achtervolgen. Evenals het beeld van zijn kameraden die gewond raakten of
zelfs om het leven kwamen nadat ze in de jungle in een hinderlaag
liepen.
En dan is er Henkie. Een 12-jarige weesjongen die ze in Tandjong Priok
aantreffen. Ad en zijn kameraden ontfermen zich over de jongen en geven
hem zijn Hollandse naam. Ze vertrouwen hem volkomen en nemen hem overal
mee naar toe. Totdat later blijkt dat kleine Henkie een spion is.
Het vertrouwen dat Ad en zijn kameraden in de jongen hadden, werd
beschaamd, met alle gevolgen van dien.
Ad houdt het twee en een half jaar vol.
Hij loopt patrouilles, werkt in een internaat, is Brenschutter.
Maar als zijn bataljon uitgedund raakt doordat kameraden gewond zijn of
gedood, knapt er iets in hem. Ook zijn commandant vindt dat het genoeg
is geweest en geeft Ad een alternatieve functie. Hij gaat werken bij de
Gravendienst. Hij brengt vrienden en strijdmakkers de laatste eer. Dat
gaat hem niet in zijn koude kleren zitten en hij is dolblij als hij in
februari 1950 weer in Nederland aankomt.
Ad van der Gouw is één van de meer dan 200.000 Nederlandse militairen
die tussen 1945 en 1962 hebben gevochten in het voormalig Nederlands
Indië en Nieuw Guinea.
6200 van hen kwamen daarbij om het leven.
Hun namen staan gegraveerd in deze zuilen.
Wij herdenken hen vandaag.
En met hen herdenken we alle militairen die zijn omgekomen tijdens
vredesmissies sinds de Korea-oorlog. Hun namen zijn vereeuwigd op het
Nationaal Monument voor Vredesoperaties.
Vandaag staan we stil bij de dood van deze militairen. We tonen ons
respect aan de overledenen. We laten hun nabestaanden en vrienden weten
dat ze niet alleen staan bij het verwerken van hun verdriet.
En we staan vandaag stil bij alle veteranen die hebben deelgenomen aan
militaire acties buiten Nederland. Ook zij hebben offers gebracht, zoals
Ad van der Gouw.
Het verhaal van Ad beperkt zich niet tot Nederlands-Indië. Het kan
plaatsvinden in Afghanistan, Libanon en Mali. Een land dat je niet kent,
waar gevaar altijd op de loer ligt. Waar de mogelijkheid bestaat dat je
gewond raakt. Of zelfs gedood. Waar angst nooit verdwijnt.
Waar je ook naar toe bent uitgezonden, het is een ingrijpende ervaring
geweest. Een ervaring die verwerkt moet worden. Die een plek moet
krijgen in je verdere leven, zodat je weer je draai kunt vinden in de
Nederlandse samenleving.
Toen Ad van der Gouw in 1950 terugkeerde naar Nederland maakte niemand
zich daar druk om. Er waren weinig mensen die zich interesseerden voor
wat er in Indië was gebeurd. Nederland was druk bezig de Tweede
Wereldoorlog te verwerken en er werd met man en macht gewerkt aan de
wederopbouw.
En als iemand toch informeerde naar de tijd in Indië, kreeg hij vaak
geen antwoord. Ad en de meeste anderen die terugkeerden, wilden er niet
over praten. Ze wilden het zo snel mogelijk vergeten. Ze moesten aan de
slag. Een baan vinden. Meewerken aan de toekomst van Nederland.
Maar niet praten over de gebeurtenissen in Indië, betekende niet dat ze
verdwenen.
De herinneringen vervaagden niet en kwamen vaak terug in nachtmerries.
De foto’s die in Indië waren gemaakt, werden geregeld uit de kast
gehaald. Om het verleden onder ogen te komen en in stilte de gevallen
kameraden te eren.
Er kwamen reünies van veteranen. Ook Ad ging daar tot zijn dood een jaar
geleden, geregeld naar toe. Hij kon er zijn verhaal kwijt en zijn
kameraden hadden aan een half woord genoeg. Iedereen begreep wat hij
bedoelde.
Ook nu - bijna 70 jaar later - is het belangrijk te praten over wat er
in Nederlands-Indië is gebeurd.
Voor uw kinderen en kleinkinderen.
Om uw kameraden die niet meer in leven zijn te herdenken.
Maar ook om meer duidelijkheid te krijgen over het verleden van ons
land.
Zoals u wellicht weet laat het kabinet naar aanleiding van het onderzoek
van Rémy Limpach, een uitgebreid vervolgonderzoek uitvoeren naar de
gebeurtenissen in Indië tussen 1945 en 1950. In dit onderzoek, waarvoor
vier jaar is uitgetrokken, is nadrukkelijk een belangrijke rol voor
ooggetuigen weggelegd.
Het is belangrijk van ooggetuigen zélf te horen wat zij hebben gezien en
meegemaakt. Zodat er duidelijkheid ontstaat over wat er in die jaren
precies is gebeurd.
Een dergelijk onderzoek kan de pijn van oude wonden doen herleven. Maar
ook het begrip vergroten van de moeilijke omstandigheden waaronder vele
militairen moesten opereren.
Daarom willen we nu het nog kan luisteren naar uw verhalen. Voor onze
kinderen en kleinkinderen is het van groot belang om te weten hoe wij in
het verleden zijn omgegaan met vrede en vrijheid.
Het voormalig Nederlands-Indië neemt nog steeds een belangrijke plaats
in in onze samenleving. Miljoenen Nederlanders hebben er op de een of
andere manier een band mee die tot op de dag van vandaag nog voelbaar
is.
Het is om die reden dat binnenkort in Den Haag met financiële steun van
het kabinet de Indische Pleisterplaats wordt geopend.
Op deze plek krijgt het Indisch verleden van Nederland de aandacht die
het verdient. Wordt het verankerd in onze samenleving.
De Pleisterplaats is een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en
waar een groot publiek en komende generaties kennis kunnen maken met wat
er tijdens de Japanse bezetting, de Bersiap en de dekolonisatie van
Nederlands-Indië is gebeurd.
Ik hoop dat veel veteranen de Pleisterplaats gaan bezoeken en willen
meehelpen met het vastleggen van de Indische geschiedenis.
Zodat uw verhaal voor iedereen – nu en in de toekomst - toegankelijk is
en blijft. Waardoor we ook op andere momenten dan vandaag stilstaan bij
de grote offers die u en uw omgekomen kameraden hebben gebracht voor hun
vaderland.
|
|